4. Mijn klacht richt zich toch niet tot mensen, maar tot God. Daarom ben ik ook zo ongeduldig.
5. Bekijk mij met afschuw en sla je hand verschrikt voor de mond.
6. Als ik hier diep over nadenk, word ik er zelf bang van en begin ik te beven.
7. Waarom bereiken de goddelozen een hoge leeftijd en wordt hun macht steeds groter?
8. Tijdens hun leven zien zij hun kinderen en kleinkinderen opgroeien en volwassen worden.
9. In hun huizen is vrede, angst is voor hen een onbekend gevoel en God straft hen niet.
23-24. De een sterft wanneer hij nog gezond is en weldoorvoed een rustig en vredig leven leidt.
25. De ander sterft in diepe ellende en armoede, terwijl hij nooit iets goeds heeft gekend.
26. Beiden worden in dezelfde aarde begraven en door dezelfde wormen opgegeten.