33. Hij heeft Hem toen de ereplaats aan zijn rechterhand gegeven. Zoals beloofd gaf God Hem de Heilige Geest en Jezus heeft de Heilige Geest uitgestort, en dat ziet en hoort u nu.
34. David is niet zelf naar de hemel gegaan en sprak dus niet over zichzelf toen hij zei: “God zei tegen mijn Here: Kom naast Mij zitten, aan mijn rechterhand,
35. totdat Ik uw vijanden aan U onderworpen heb.”
36. Het hele volk van Israël moet weten dat God deze Jezus, die u gekruisigd hebt, tot Here en Christus heeft gemaakt.’
37. Toen de mensen dit hoorden, werden ze diep in hun hart geraakt en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Vrienden, wat moeten wij doen?’
38. Petrus antwoordde: ‘U moet zich bekeren tot God en u laten dopen in de naam van Jezus Christus, want dan worden uw zonden vergeven, en de Heilige Geest zal in u komen wonen.
39. Want God heeft die beloofd aan u en uw kinderen, aan ieder die door God geroepen wordt en ook aan de verre, vreemde volken.’
40. Petrus hield een lange toespraak en deed ten slotte een dringend beroep op hen: ‘Zorg dat u bevrijd wordt van de slechte invloed van deze wereld.’
41. De mensen die aannamen wat hij zei, werden gedoopt. Op die ene dag waren dat ongeveer drieduizend personen.