14. ‘Dat bewijst natuurlijk niets,’ vond Jozef. ‘U blijft spionnen voor mij.
15. Maar u kunt uw verhaal bewijzen: ik zweer bij het leven van de farao dat u hier niet wegkomt voordat ik die jongste broer heb gezien.
16. Eén van u kan hem gaan halen! De rest blijft hier achter in de gevangenis. Dan zullen we zien of uw verhaal klopt. En als er geen jongste broer blijkt te zijn, bent u spionnen!’
17. Hij liet de tien broers drie dagen lang in de gevangenis zetten.
18. De derde dag zei Jozef tegen hen: ‘Ik ben een godvrezend man en daarom zal ik u een kans geven.