3. Toen sprak de Here met Jakob en zei: ‘Ga terug naar uw vaderland en uw familie. Ik zal bij u zijn.’
4. Daarom liet Jakob Rachel en Lea op een dag bij zich op het land komen, waar hij de kudde hoedde, om met hen te overleggen.
5. ‘Jullie vader heeft zich tegen mij gekeerd,’ vertelde hij hun, ‘en nu heeft de God van mijn vaderen met mij gesproken.
6. Jullie weten hoe hard ik voor jullie vader heb gewerkt, maar hij heeft mij bedrogen en is de afspraken over mijn loon herhaalde malen niet nagekomen.
7. God heeft echter niet toegestaan dat hij mij benadeelde,
8. want toen hij beloofde dat alle gespikkelde dieren voor mij zouden zijn, werden alleen nog gespikkelde dieren geboren. En toen hij van mening veranderde en zei dat ik alle gestreepte dieren mocht hebben, waren alle jonge dieren gestreept!
9. Op die manier heeft God mij rijk gemaakt ten koste van jullie vader.
27-28. Je hebt me zelfs niet de kans gegeven mijn dochters en kleinkinderen vaarwel te kussen. Ik vind het maar een vreemde zaak.
29. Ik zou je gemakkelijk de les kunnen lezen, maar de God van je vader is de afgelopen nacht aan mij verschenen en heeft gezegd: “Let op uw woorden als u met Jakob spreekt, u mag hem niet zegenen, maar ook niet vervloeken.”
30. Maar nu moet je mij eens vertellen: als je bent weggegaan, omdat je zo graag terug wilt naar je geboorteland, waarom heb je dan mijn huisgoden gestolen?’
31. ‘Ik ben stilletjes weggegaan, omdat ik bang was,’ antwoordde Jakob. ‘Ik was bang dat u uw dochters zou terugnemen.
32. En wat betreft uw huisgoden, ik vervloek degene die ze heeft meegenomen. Laat hem maar sterven! Als u ook maar iets vindt dat wij van u hebben gestolen, zal ik het u zonder meer teruggeven. Dat zweer ik in het bijzijn van al deze mannen.’ Jakob wist namelijk niet dat Rachel ze had gestolen.
33. Laban doorzocht eerst Jakobs tent, daarna die van Lea en toen die van de twee bijvrouwen, maar hij vond niets. Als laatste doorzocht hij Rachels tent.
34. Maar Rachel had de beeldjes in haar zadeltas verstopt en zat daar nu bovenop! Zo moest Laban zijn speurtocht onverrichter zake beëindigen.
35. ‘Neem mij niet kwalijk, vader, dat ik niet opsta, maar ik ben ongesteld,’ zei Rachel.