1-2. Maar Jakob kwam er achter dat Labans zonen zeiden: ‘Alles wat hij bezit, heeft hij aan onze vader te danken. Zijn rijkdom is ten koste van onze vader ontstaan.’ Jakob merkte ook dat Labans vriendschap voor hem bekoelde.
3. Toen sprak de Here met Jakob en zei: ‘Ga terug naar uw vaderland en uw familie. Ik zal bij u zijn.’
27-28. Je hebt me zelfs niet de kans gegeven mijn dochters en kleinkinderen vaarwel te kussen. Ik vind het maar een vreemde zaak.