1. Sara werd honderdzevenentwintig jaar
2. en stierf in Kirjat-Arba, ook Hebron genoemd, in het land Kanaän. Nadat Abraham enige tijd om haar gerouwd had,
3. ging hij naar de Hethieten en vroeg hun:
4. ‘Ik ben een vreemdeling in dit land, daarom wil ik graag een stuk grond hebben om mijn vrouw te begraven. Wilt u mij een stuk land verkopen?’
7. Na die woorden stond Abraham op, boog voor de mannen en zei:
10. Efron zat tussen de andere mannen en stond nu op om Abraham te antwoorden. Iedereen luisterde aandachtig.
11. ‘Meneer,’ zei hij, ‘luister. Ik schenk u de grot en de bijbehorende grond, helemaal voor niets, iedereen hier is mijn getuige. Ga uw gang en begraaf uw dode.’
12. Abraham boog opnieuw voor de mannen en antwoordde Efron: ‘Nee, ik wil het stuk grond van u kopen.
13. Laat mij de volle prijs betalen, daarna zal ik mijn dode gaan begraven!’
14-15. ‘Nou ja,’ zei Efron, ‘het is vierhonderd zilverstukken waard, maar wat is zo'n bedrag onder vrienden? Laat toch zitten en ga uw dode begraven!’
16. Maar Abraham betaalde Efron vierhonderd zilverstukken, in gangbare munt.