Genesis 1:5-17 Het Boek (HTB)

5. Het licht noemde Hij ‘dag’ en het donker ‘nacht’. Het werd avond en het werd weer morgen: de eerste dag.

6. Toen zei God: ‘Laat de watermassa uit elkaar gaan, zodat de wolkenhemel en de zeeën worden gevormd.’

7. Zo maakte God de wolkenhemel, door de watermassa te verdelen tussen hemel en aarde.

8. Het werd avond en het werd weer morgen: de tweede dag.

9. Daarna zei God: ‘Laat het water onder de hemel samenstromen in zeeën en het droge land zichtbaar worden.’ En dat gebeurde.

10. God noemde het droge land ‘aarde’ en het samengestroomde water ‘zeeën’. God zag dat het goed was.

13. Het werd avond en weer morgen: de derde dag.

16. God maakte twee grote lichten, de zon en de maan, die de aarde moesten verlichten. Het grootste licht, de zon, beheerste de dag en het kleinere, de maan, beheerste de nacht. Tegelijkertijd maakte God de sterren.

17. Hij plaatste de lichten aan de hemel om de aarde te verlichten,

Genesis 1