2. ‘Zeg tegen Israël: “In welke richting Ik ook kijk—oost, west, noord of zuid—het einde is gekomen voor uw land.
3. Het is zo ver! Ik laat mijn toorn op u los. Ik zal oordelen over uw gedrag en u zult boeten voor al uw goddeloze praktijken.
4. Ik zal u niet ontzien en geen medelijden tonen. Ik zal u al uw zonden betaald zetten en u zult erachter komen dat Ik de Here ben.
7. Och Israël, de dag van uw veroordeling breekt aan, de tijd is gekomen en uw ongeluksdag nadert. Het is een dag van eindeloze paniek, zonder een enkele vreugdekreet!
12. Ja, de tijd is gekomen, de dag is aangebroken. Er zal niets zijn om te kopen of te verkopen, want de toorn van God rust op het hele land dat tegen Hem in opstand is gekomen.