7. Zij hadden rechte benen en hun voeten leken op de hoeven van een kalf en zij fonkelden als gepolijst koper.
10. Elk had van voren het gezicht van een mens, aan de rechterkant een gezicht als een leeuw, aan de linkerkant het gezicht van een stier en leek van de achterkant op een arend!
11. Ieder had twee paar vleugels op het midden van de rug. Eén paar was verbonden met de vleugels van de wezens naast hem, het andere paar bedekte zijn lichaam.