1. In het zesendertigste regeringsjaar van koning Asa verklaarde koning Baësa van Israël hem de oorlog en bouwde een fort bij Rama, waarmee hij de weg naar Juda afsloot.
2. Asa reageerde al snel, hij haalde zilver en goud uit de tempel en het paleis en stuurde dat met de volgende boodschap naar koning Benhadad van Syrië in Damascus:
3. ‘Laten wij het niet-aanvalsverdrag vernieuwen dat uw en mijn vader met elkaar sloten. Hopelijk is dit zilver en goud voor u genoeg om uw bondgenootschap met koning Baësa van Israël te verbreken. Als u dat doet, zal hij mij met rust laten.’
13-14. Hij stierf in zijn eenenveertigste regeringsjaar en werd begraven in een graf dat hij voor zichzelf in Jeruzalem had laten bouwen. Men legde hem neer op een bed dat was voorzien van allerlei kruiden en speciale zalven en tijdens zijn begrafenis brachten zijn onderdanen hem de laatste eer door een enorm vuur te ontsteken en een grote hoeveelheid reukwerk te verbranden.