Richters 8:12-22 BasisBijbel (BB)

12. Zeba en Zalmuna vluchtten. Maar hij achtervolgde hen en nam hen gevangen. Hun mannen joeg hij helemaal uit elkaar.

13. Voor de zon weer opkwam, kwam Gideon terug van de strijd.

14. Hij nam een jongen uit Sukkot gevangen. Hij liet hem de namen opschrijven van de 77 belangrijkste mannen van Sukkot.

15. Toen ging Gideon naar Sukkot en zei: "Jullie hebben mij toch uitgelachen toen jullie zeiden: 'Heb je Zeba en Zalmuna dan al in handen? Waarom zouden we brood aan jouw vermoeide mannen geven?' Maar kijk, hier zijn Zeba en Zalmuna!"

16. En hij liet dorens en distels halen en gaf de leiders van de stad daarmee ervan langs.

17. Daarna ging hij naar Pnuël. Hij brak de toren af en doodde de mannen van die stad.

18. Aan Zeba en Zalmuna vroeg hij: "Wat waren dat voor mannen die jullie op de berg Tabor hebben gedood?" Ze antwoordden: "Ze leken erg op jou. Ze zagen er allemaal uit als koningszonen."

19. Toen zei hij: "Dat waren mijn broers! De zonen van mijn moeder! Ik zweer bij de Heer: als jullie hen in leven hadden gelaten, zou ik jullie nu niet doden."

20. Toen zei hij tegen zijn oudste zoon Jeter: "Kom hier en dood hen." Maar de jongen durfde niet, want hij was nog jong.

21. Toen zeiden Zeba en Zalmuna: "Dood ons dan zelf! Want dat laat een man als jij toch niet aan een ander over!" Daarom doodde Gideon zelf Zeba en Zalmuna. De gouden maantjes die hun kamelen om hun nek droegen, nam hij mee als buit.

22. Toen zeiden de mannen van Israël tegen Gideon: "We willen graag dat jij onze koning wordt, en na jou je zoon en je kleinzoon. Want jij hebt ons van de Midianieten bevrijd."

Richters 8