5. Ze maken plannen hoe ze me kunnen vernietigen.Alles wat ze zeggen, is één en al leugens.Met hun mond wensen ze me goede dingen toe,maar in hun hart vervloeken ze me.
6. Maar bij God ben ik veilig.Want ik vertrouw er op dat Hij me zal redden.
7. Hij is de rots onder mijn voeten.Hij is de burcht waarin ik veilig ben.Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden.