4. Was mijn ongehoorzaamheid van mij af.Vergeef me mijn slechte daden.
5. Want ik weet dat ik verkeerd heb gedaan.Ik moet er aldoor aan denken hoe ongehoorzaam ik aan U ben geweest.
6. Tegen U heb ik verkeerd gedaan, tegen U alleen.Ik heb iets gedaan wat U heel erg vindt.U had gelijk toen U mij veroordeelde.
7. Toen ik werd geboren, zat het kwaad al in me.Al vanaf het moment dat ik ontstond, heeft het kwaad mij in zijn macht.