8. Toen Simon Petrus dat zag, liet hij zich voor Jezus op zijn knieën vallen en zei: "Ga weg van mij, Heer, want ik ben een slecht mens."
9. Want hij en de andere mannen waren geschokt dat ze zóveel vis hadden gevangen.
10. Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, waren daar ook. En ook zij waren diep geschokt. Jezus zei tegen Simon: "Je hoeft niet bang te zijn. Vanaf vandaag zul je mensen vangen."
11. Ze trokken de boten op de kant, lieten alles achter en volgden Jezus.
12. Op een keer, toen Jezus in één van de steden was, kwam er een zieke man naar Hem toe. De huid van zijn hele lichaam was ziek. Toen hij Jezus zag, liet hij zich voor Hem op zijn knieën vallen. Hij smeekte Jezus: "Heer, als U het wil, kunt U mij gezond maken!"
13. Jezus stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: "Ik wil het. Wees gezond." Onmiddellijk werd zijn huid gezond.
14. Jezus zei streng tegen de man dat hij het aan niemand mocht vertellen. Verder zei Hij: "Ga naar de priester. Laat hem zien dat je weer gezond bent. Breng dan het offer voor je genezing zoals dat moet volgens de wet van Mozes. Dat zal voor de mensen het bewijs zijn dat je genezen bent."