13. Jullie noemen Mij 'Meester' en 'Heer.' Dat is goed, want dat BEN IK ook.
14. Ik, jullie Heer en Meester, heb [ dus ] jullie voeten gewassen. Daarom moeten jullie ook elkaars voeten wassen.
15. Want Ik heb jullie een voorbeeld gegeven. Jullie moeten hetzelfde doen als Ik.
16. Luister goed! Ik zeg jullie dat een dienaar niet belangrijker is dan zijn heer. En een boodschapper is niet belangrijker dan de man die hem heeft gestuurd.
17. Het is heerlijk voor jullie als jullie dat begrijpen en je ook zo gedragen.