6. Zo was de tent dus ingericht. De priesters kwamen steeds in het voorste deel van de tent om God te dienen.
7. Maar in het tweede deel van de tent kwam alleen de hogepriester, één keer per jaar. En hij mocht daar alleen binnengaan om bloed te offeren. Hij moest dat bloed offeren voor de dingen waarin hij en het volk ongehoorzaam aan God waren geweest.
8. Daarmee wilde de Heilige Geest laten zien, dat de toegang naar het [ hemelse ] heiligdom niet vrij was, zolang dit eerste heiligdom, de tent, nog bestond.
9. Het was voor deze tijd een afbeelding van het hemelse heiligdom. Er werden offers gebracht om van God vergeving te krijgen. Maar die offers konden het innerlijk van de mensen die deze offers brachten, niet volmaakt maken.