1. Jakob hoorde dat er in Egypte graan was. Hij zei tegen zijn zonen: "Waarom zitten jullie elkaar aan te kijken?
2. Ik heb gehoord dat er in Egypte graan is. Ga daar graan voor ons kopen, dan blijven we in leven. Maar anders sterven we van de honger."
3. Toen reisden tien van Jozefs broers naar Egypte om graan te kopen.