44. Kom, laten jij en ik daarom samen een verbond sluiten."
45. Toen nam Jakob een steen en zette die overeind, als teken van hun verbond.
46. En Jakob zei tegen zijn familie: "Breng stenen hier." Ze haalden stenen en stapelden die op. Op die steenhoop aten ze met elkaar een [ verbonds ]maaltijd.
47. Laban noemde de steenhoop Jegar-Sahaduta [ (= Aramees voor 'steenhoop die getuige is') ]. Jakob noemde hem Gilead [ (= Hebreeuws voor 'steenhoop die getuige is') ].
48. Laban zei: "Deze steenhoop is vandaag getuige van het verbond tussen jou en mij." Daarom werd die steenhoop 'Gilead' genoemd.