22. Maar Timoteüs heeft samen met mij hard gewerkt om het goede nieuws bekend te maken. Dat weten jullie. Hij is mij daarin zo trouw als een zoon die zijn vader helpt.
23. Zodra ik weet hoe het met mijn rechtszaak gaat, wil ik hem naar jullie toe sturen.
24. Maar ik hoop dat ik ook zelf gauw naar jullie toe kan komen. Ik vertrouw er op dat de Heer daarvoor zal zorgen.
25. Het leek mij goed om mijn broeder, medewerker en medestrijder Epafroditus naar jullie terug te sturen. Jullie hadden hem hierheen gestuurd, om mij te komen helpen en voor mij te zorgen.
26. Maar nu wilde hij erg graag weer naar jullie terug gaan. Ook omdat hij bezorgd over jullie was. Want hij wist dat jullie hadden gehoord dat hij heel erg ziek is geweest.