8. Toen verzamelden de volken zich om hem heen.Ze wierpen hun vangnetten over hem heen en vingen hem in een valkuil.
9. Ze deden een haak door zijn neus en sleepten hem daaraan een kooi in.Zo brachten ze hem naar de koning van Babel.Daar zetten ze hem gevangen.Zo zou zijn gebrul nooit meer te horen zijn op de bergen van Israël.
10. In de tijd dat het nog goed met jullie ging,was jullie moeder als een wijnstruik die aan het water is geplant. De struik kreeg steeds meer takken en ook veel druiven,doordat er zoveel water was.