17. U neemt hen mee en plant hen op uw berg,op de plaats waar U, Heer, wil wonen,in het heiligdom, Heer, dat U heeft gebouwd.
18. De Heer regeert voor eeuwig en altijd.
19. Want alle paarden en strijdwagens en ruiters van de Farao kwamen in de zee.Toen liet de Heer het water over hen terugstromen.Maar de Israëlieten gingen over het droge, midden door de zee."
20. De profetes Mirjam, de zus van Aäron, nam een tamboerijn en alle vrouwen dansten met tamboerijnen achter haar aan.
21. Mirjam zong als antwoord [ op het lied van Mozes ]: "Zing voor de Heer, want Hij is geweldig!Hij stortte de paarden en hun ruiters in de zee."