8. Porata, Adalja, Aridata,
9. Parmasta, Arisai, Aridai en Vaizata.
10. Dat waren de tien zonen van Haman die de vijand was geweest van de Judeeërs. Maar ze wilden geen buit meenemen.
11. De koning hoorde hoeveel mensen er waren gedood in de stad Susan.
12. Hij zei tegen koningin Ester: "Alleen al in de burcht Susan hebben de Judeeërs 500 mannen gedood. Ook de tien zonen van Haman. Wat zullen ze dan wel niet gedaan hebben in de andere provincies van mijn rijk! Heb je verder nog wensen? Vraag wat je maar wil. Is er verder nog iets?"