Ester 9:3-11 BasisBijbel (BB)

3. Alle bestuurders van de provincies, ministers en ambtenaren van de koning hielpen de Judeeërs. Ze waren namelijk bang voor Mordechai.

4. Want Mordechai was een belangrijk man geworden in het paleis van de koning. En in alle provincies werd bekend wat hij had gedaan. Mordechai werd steeds machtiger.

5. En de Judeeërs doodden heel veel van hun vijanden. Het werd een grote slachtpartij. Ze deden met hun vijanden wat ze wilden.

6. Zo doodden de Judeeërs in de burcht Susan 500 mensen.

7. Ook doodden ze Parsandata, Dalfon, Aspata,

8. Porata, Adalja, Aridata,

9. Parmasta, Arisai, Aridai en Vaizata.

10. Dat waren de tien zonen van Haman die de vijand was geweest van de Judeeërs. Maar ze wilden geen buit meenemen.

11. De koning hoorde hoeveel mensen er waren gedood in de stad Susan.

Ester 9