11. Heer, wees goed voor hen en geniet van alles wat ze voor U doen. Verpletter hun vijanden, zodat ze nooit meer opstaan."
12. Van [ de stam van ] Benjamin zei hij:"Hij is de vriend van de Heer. Hij zal veilig bij Hem wonen. God beschermt hem altijd en woont bij hem tussen zijn berghellingen."
13. Van [ de stam van ] Jozef zei hij:"Heer, zegen het land van Jozef met dauw van de hemel en met water onder de aarde.
14. Zegen zijn land met grote oogsten door de zegeningen van de zon en de maan.
15. Zegen hem met het beste van de oer-oude bergen en de heuvels.
16. Zegen hem met het beste van wat de aarde heeft. Zegen hem met de vriendelijkheid van Hem die in de braamstruik was. Laat deze zegeningen komen op Jozef, op de man die uit zijn broers werd uitgekozen.