12. Als iemand van je eigen volk zichzelf [ als slaaf ] aan je verkoopt, moet hij je zes jaar dienen. Maar in het zevende jaar moet je hem vrij laten weggaan.
13. Maar je mag hem niet met lege handen laten vertrekken.
14. Je moet hem een paar van je schapen of geiten, graan en wijn meegeven. Geef hem gul van de dingen die de Heer God jou gegeven heeft.
15. Vergeet niet dat je zelf een slaaf bent geweest in Egypte en dat de Heer God je heeft bevrijd. Daarom beveel ik jullie dit.