5. De dood bedreigde mij als een woeste zee,als een wilde rivier.
6. Het dodenrijk omklemde mij.Overal loerde de dood op mij.
7. Wanhopig riep ik de Heer om hulp.Ik riep tot mijn God.Hij hoorde mijn stem vanuit zijn paleis.Mijn geroep klonk in zijn oren.
8. Toen dreunde en beefde de aarde.De fundamenten van de hemel schudden en schokten:de Heer was woedend over wat er gebeurde.