7. En mijn vader David kreeg het plan om een tempel te bouwen voor de Heer, de God van Israël.
8. Toen zei de Heer tegen hem: 'Het is goed dat je voor Mij een tempel wil bouwen.
9. Maar niet jij zal deze tempel bouwen, maar je zoon. Híj zal voor Mij een tempel bouwen.'
10. En de Heer heeft gedaan wat Hij had beloofd. Want ik ben na mijn vader David koning van Israël geworden, zoals de Heer beloofd had. En ik heb deze tempel voor de Heer, de God van Israël, gebouwd.
11. Ik heb er de kist in gezet waar het verbond in ligt dat de Heer met de Israëlieten heeft gesloten."