7. Ze hebben zelfs de deuren van de tempel gesloten en de olielampen gedoofd. En ze hebben in het heiligdom geen wierook-offers en brand-offers meer gebracht voor de God van Israël.
8. Daarom is de Heer woedend op Juda en Jeruzalem. En daarom is het zo slecht met ons gegaan, zoals jullie zelf kunnen zien.
9. Daardoor zijn onze vaders gedood en waren onze zonen, dochters en vrouwen gevangen meegenomen.
10. Nu ben ik van plan om een verbond te sluiten met de Heer, de God van Israël. Dan zal Hij niet langer kwaad op ons zijn.
11. Doe alsjeblieft allemaal mee met dat verbond, priesters en Levieten. Want de Heer heeft jullie uitgekozen om Hem te dienen en Hem de offers te brengen."
12. Toen stonden de Levieten op. Uit de familie van Kehat waren dat: Mahat, de zoon van Amasai, en Joël, de zoon van Azarja.Uit de familie van Merari: Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehaleël.Uit de familie van Gerson: Joach, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joa.