15. Maar de koning zei tegen hem: "Hoe vaak moet ik je nog zeggen dat je me alleen de waarheid van de Heer zegt?"
16. Toen zei Micha: "Ik zag het hele leger van Israël over de bergen verspreid, als schapen die geen herder hebben. En de Heer zei: 'Deze mensen hebben geen heer. Laten ze allemaal weer in vrede naar huis gaan.' "
17. Toen zei Achab tegen Josafat: "Ik zei toch al dat hij over mij niets goeds profeteert, maar alleen maar slechte dingen?"
18. Micha zei: "Luister daarom naar wat de Heer zegt. Ik zag de Heer op zijn troon zitten. Het hele hemelse leger stond links en rechts van Hem.
19. De Heer zei: 'Wie zal Achab overhalen om naar Ramot in Gilead te gaan, zodat hij daar zal worden gedood?' En de één antwoordde dit en de ander dat.