2 Koningen 18:19-25 BasisBijbel (BB)

19. [ De ] Rabsake zei tegen hen: "Zeg tegen koning Hizkia: Dit zegt de machtige koning van Assur: Op wie vertrouwt u nu eigenlijk?

20. U denkt zeker dat mooie beloften om u te komen helpen genoeg zijn om van mij te winnen. Van wie verwachtte u hulp, dat u tegen mij in opstand durfde te komen?

21. Luister, u vertrouwt op Egypte. Maar Egypte is als een rieten wandelstok: als je er op leunt, breekt hij en gaat dwars door je hand. Zó onbetrouwbaar is de Farao voor iedereen die op hem vertrouwt.

22. Of vertrouwt u soms op uw God? Vergeet dan niet dat Hizkia al Gods altaren heeft afgebroken! Hij wilde dat Juda alleen bij het altaar in Jeruzalem komt aanbidden.

23. De koning van Assur wil een weddenschap met u aangaan. Hij zal u 2000 paarden geven, als u daar 2000 ruiters voor heeft!

24. Maar u heeft zoveel ruiters niet! U kan nog niet eens een aanval afslaan van een van de kleinste onderdelen van het leger van mijn heer! Zelfs niet als u op Egypte rekent voor strijdwagens en ruiters!

25. Wij zijn niet zómaar hier naartoe gekomen! Het is de wil van de Heer dat ik met mijn leger ben gekomen om deze stad te verwoesten. De Heer heeft mij bevolen naar dit land te gaan en het te vernietigen."

2 Koningen 18