26. Maar niemand durfde er iets van te eten, uit angst voor de vervloeking.
27. Maar Jonatan had niet gehoord wat zijn vader had gezegd. Hij doopte de punt van een stok in de honing en at ervan. Meteen keek hij weer helder uit zijn ogen.
28. Eén van de mannen zei tegen hem: "Uw vader heeft tegen ons gezegd: 'Vervloekt is iedereen die vandaag iets eet.' Daarom zijn we nu zo uitgeput."