1 Kronieken 9:3-11 BasisBijbel (BB)

3. Uit de stammen van Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse kwamen de volgende families weer in Jeruzalem wonen:

4. Uit de familie van Juda's zoon Perez: Utai, de zoon van Ammihud, die een zoon was van Omri, die een zoon was van Imri, die een zoon was van Bani, die een zoon was van Perez, die een zoon was van Juda.

5. Uit de familie van Juda's zoon Sela: de oudste zoon Asaja met zijn zonen.

6. Uit de familie van Juda's zoon Zera: Jehuel met nog 690 mannen uit zijn familie.

7. Uit de stam van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, die een zoon was van Hodavja, die een zoon was van Hassenua.

8. Jibneja, de zoon van Jeroham. Ela, de zoon van Uzzi, die een zoon was van Michri. Mesullam, de zoon van Sefatja, die een zoon was van Rehuel, die een zoon was van Jibnia.

9. In totaal 956 mannen. Al deze mannen waren hoofden van hun families.

10. Van de priesters: Jedaja, Jojarib, Jachin,

11. Azarja, de zoon van Hilkia, die een zoon was van Mesullam, die een zoon was van Zadok, die een zoon was van Merajot, die een zoon was van Ahitub. Azarja had de leiding in de tempel van God.

1 Kronieken 9