11. Kelub, de broer van Suha, kreeg een zoon: Mehir (die vader werd van Eston).
12. Eston kreeg zonen: Bet-Rafa, Pasea en Tehinna (die vader werd van Ir-Nahas). Zij horen allemaal bij de familie van Recha.
13. De zonen van Kenaz waren: Otniël en Seraja. De zonen van Otniël waren: Hatat en Meonotai.
14. Meonotai kreeg een zoon: Ofra. Seraja kreeg een zoon: Joab. Joab werd vader van de handwerkers in Gai-Harasim [ (= 'Dal van de Handwerkers') ].
15. De zonen van Kaleb , de zoon van Jefunne, waren: Iru, Ela en Naäm. De zoon van Ela was Kenaz.
16. De zonen van Jehalelel waren: Zif, Zifa, Tirea en Asareël.
17. De zonen van Ezra waren: Jeter, Mered, Efer en Jalon. Mered trouwde met Bitja, de dochter van Farao. Hun kinderen waren: Mirjam, Sammai en Jisbach (die vader werd van Estemoa).