10. Wíj worden belachelijk gevonden vanwege Christus. Maar júllie zijn van die verstandige gelovigen! Wíj zijn zwak. Maar júllie zijn zo sterk! Voor júllie hebben de mensen veel respect. Maar met óns willen ze niets te maken hebben.
11. We hebben steeds weer honger en dorst en gebrek aan kleren. Steeds weer worden we gestompt en geslagen. We hebben geen vaste plaats om te wonen.
12. We werken hard om ons brood te verdienen. We worden uitgescholden, maar wíj zegenen. We worden vervolgd, maar we verdragen het.
13. De mensen vertellen leugens over ons rond, maar we blijven vriendelijk. We worden aldoor behandeld als vuil, als mensen waar iedereen tegenaan mag trappen.
14. Ik schrijf dit niet omdat ik wil dat jullie je nu gaan schamen. Maar ik schrijf het om jullie te waarschuwen en raad te geven. Want ik houd zo veel van jullie alsof jullie mijn eigen kinderen zijn.